Oefening 3. A/B/ C vragen

Er zijn verschillende soorten dieren. Bijvoorbeeld; boerderijdieren, huisdieren of zeedieren. Alle dieren hebben hun eigen kenmerken.

Boerderijdieren:

Een boerderijdier is een dier dat leeft op de boerderij. Typische boerderijdieren zijn varkens, paarden, koeien, kippen, schapen en geiten. Deze dieren kan je niet in je huis verzorgen. Bijna al deze dieren hebben een stal nodig. Boerderijdieren worden gefokt voor onder andere het vlees, melk en de vacht.

Huisdieren:

Een huisdier is een dier dat in of om het huis woont. Tegenwoordig worden dieren vaak als gezelschapsdieren gehouden. In Nederland heeft meer dan de helft van alle huishoudens een huisdier en de meeste mensen zien hun dieren als echte gezinsleden.

Vroeger was dat anders. Huisdieren werden voornamelijk gehouden omdat ze handig waren, bijvoorbeeld een poes tegen de muizen of een waakhond voor de bescherming.

Het eerste dier dat door de mens om het huis gehouden werd, was niet de hond of de kat, maar de gans. Tegenwoordig zijn er allemaal soorten huisdieren, groot en klein. Een paar bekende soorten zijn: honden, katten, vissen en konijnen.

Sommige mensen hebben liever een “exotisch huisdier”, zoals schildpadden en slangen. Het nadeel van dit soort huisdieren is dat je niet met ze kan knuffelen. Ook kunnen ze gevaarlijk en soms zelfs giftig zijn, zoals sommige slangen, schorpioenen en spinnen.

Zeedieren:

De zee zit bomvol planten en dieren! Als je gaat zwemmen in de zee kom je dieren tegen die dicht bij de kust leven. Ga je verder de zee in en dieper onder water, dan kom je helemáál een grote hoeveelheid leven tegen. Grappig en lief, gek en gevaarlijk. Dieren die in zee leven zijn vooral vissen, dolfijnen, haaien, walvissen,  zeehonden en walrussen. Waterdieren zijn vaak heel sterk.