Spreken 11 (A2.1)
Doelen: Een student kan over zijn gezin en familie vertellen. Een student kan vertellen over de verschillen tussen Nederlandse families en families uit zijn eigen land. Een student kan persoonlijk voornaamwoorden gebruiken.
Doelen: Een student kan over zijn gezin en familie vertellen. Een student kan vertellen over de verschillen tussen Nederlandse families en families uit zijn eigen land. Een student kan persoonlijk voornaamwoorden gebruiken.
Doelen: Een student kan duidelijke antwoorden geven op de vragen over de tekst die hij / zij heeft gelezen. Een student kan zijn mening geven over verschillende stellingen die te maken hebben met technologie. Een student kan vlot en helder reageren op de situaties uit het document. Een student kan de voltooid verleden tijd goed […]
Doelen: Een student kan advies geven over wat men moet doen om werk te vinden. Een student kan een gesprek over verschillende beroepen voeren. Een student kan verschillende professionele eigenschappen bespreken. Een student weet hoe hij / zij zinnen met scheidbare werkwoorden moet maken.